Het Kabinet en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) willen binnenkort een Bestuurs­akkoord sluiten. In dit akkoord is de overheveling van een aantal Rijkstaken (zoals Jeugdzorg, AWBZ en de Wet Werken Naar Vermogen) naar gemeenten afgesproken.

Op basis van de genoemde problemen en de nodige ombuigingen hebben wij en enkele andere partijen het college gevraagd om niet in te stemmen met concept Bestuursakkoord. Helaas heeft het College besloten tot een ja, mits variant. Dat wil zeggen dat zij instemmen met het voorstel van de VNG, mits voldaan wordt aan voldoende budget voor de WWNV. Echter ook op andere onderdelen van het Bestuursakkoord, die over de ‘zwakkeren’ in de samenleving gaan, heeft GroenLinks en andere partijen bezwaren. Afgelopen dinsdag heeft de Raad in Stichtse Vecht een motie van de PvdA-fractie om niet akkoord te gaan met het Bestuursakkoord met 15 stemmen voor en 16 tegen verworpen. GL stemde voor de motie.

De invalshoek van de GroenLinksfractie is dat wij tegen de bezuiniging op de sociale voorzieningen zijn, zoals die voorgesteld zijn in het concept Bestuursakkoord, maar als dat het enige is, is dat wel erg makkelijk. Wij vinden dat de wijze waarop nu dienstverlening aan zwakkeren op de arbeidsmarkt aan de gemeenten wordt overgedragen, grote risico's met zich mee brengt op het gebied van de kwaliteit, expertise en effectiviteit van die dienstverlening. Er wordt al vele jaren gesold met de uitvoering van de sociale zekerheid en dit bestuursakkoord is daar het zoveelste hoofdstuk in. Welke argumenten zijn er nu om te denken dat met dit akkoord het beter zal gaan, welke vraagstukken worden aangepakt, welke problemen worden geadresseerd? Dat zijn voor de GroenLinksfractie ook belangrijke argumenten om uiterst kritisch naar dit akkoord te kijken en het dan ook in de huidige vorm afkeurt.

Het belangrijkste punt van bezwaar voor GroenLinks ligt op het punt van de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) en dat is, dat de gemeenten voor de garantie op werk een onevenredig deel van het budget moet besteden en dat zij te weinig financiële ruimte overhouden om andere groepen naar de arbeidsmarkt te kunnen begeleiden.

Hiermee dreigt de kaalslag op de onderkant van de samenleving een feit te worden.

De huidige WWB (Wet Werk en Bijstand) wordt op enkele onderdelen versoberd: niveau van uitkering gaat in 20 jaarstappen met 14% omlaag; afschaffing van bijstand voor inwonenden en invoering van de toets op het huishoudinkomen i.p.v. toets op partnerinkomen; beperking minimabeleid; wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen. Vervolgens worden veel meer groepen dan nu het geval is via een nieuwe meer integrale wet (Wet Werken naar Vermogen, WWNV) onder de werking van deze vermagerde Wet Werk en Bijstand gebracht. Dat geldt in het bijzonder voor het merendeel van de Wajongers en Wsw’ers (Wet Sociale Werkvoorziening). Dat is de grote lijn. Daar komen vanuit andere terreinen nog enkele ingrijpende maatregelen bij: afbouw van zorgtoeslag en verlaging van de huurtoeslag.

Gemeenten krijgen meer taken die ze moeten uitvoeren met minder geld.

De verantwoordelijkheid voor het sociale stelsel wordt steeds meer naar het lokale vlak geschoven. Dat geldt niet alleen voor de voorzieningen op het terrein van werk en inkomen, maar ook voor voorzieningen op het terrein van de zorg. Delen van de AWBZ (Algemeen Wet Bijzondere Ziektekosten) worden naar de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) geschoven en worden niet langer door het rijk maar door de gemeenten gefinancierd. Daarnaast krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, die nu nog grotendeels op het bord van de provincies ligt.

Naast afwijzing van het concept Bestuursakkoord op de onderdelen die de onderkant van de samenleving betreffen vindt de GroenLinksfractie wel dat het VNG akkoord wel een poging doet om nieuwe wegen te verkennen en om crises om te buigen naar kansen. Maar met het terecht opvoeren van de druk op uitkeringsgerechtigden om mee te doen en eigen verantwoordelijkheid te nemen, geeft het concept Bestuursakkoord de samenleving niet de financiële mogelijkheden en kaders om concreet en reëel mee te kunnen doen.

Nieuwe kansen creëren vraagt anders denken en doen. Dat wordt gevraagd van uitkerings­gerechtigden en van de samenleving als geheel. Samen kunnen zij ervoor zorgen dat het sociaal stelsel op peil blijft en toch betaalbaar is. Niet door te bezuinigen, maar door te vernieuwen!